Nieuwjaarsvoornemen van een etnograaf: methodologisch fit zijn
Samenvatting
In 2018 breekt de laatste fase van mijn etnografische studie en promotietraject aan: ik ga papers indienen en dan, als ik geluk heb, volgt het publicatieproces van Revise & Resubmits. Naast een nieuw inzicht in het bestudeerde fenomeen is de basiseis voor een publicatie dat je inzichtelijk maakt hoe je vanuit de empirie tot dat inzicht bent gekomen (Langley & Abdallah, 2011). Het is dus essentieel om methodologisch fit te zijn: wat is de beste methode om aan te tonen hoe ik het inzicht heb verworven dat ik in mijn paper presenteer?
Op het verkeerde been
Vorig jaar zijn twee collega’s mij voorgegaan in het publicatieproces. Zij kregen twee totaal tegenovergestelde R&R-commentaren terug. De eerste werd verzocht om de ‘more rigorous Gioia-method’ te gebruiken. Elke dag dat ik langs zijn bureau liep, zag ik hem zwoegen om zijn empirische materiaal in een ‘data structure’ (Gioia, Corley & Hamilton, 2013) te persen, wat zoiets is als een coderingschema om van citaten van informanten tot geaggregeerde theoretische concepten te komen. De tweede collega had al zo’n schema toegevoegd aan zijn werk. De reviewer beet hem toe dat hij als etnograaf vast niet op die manier door zijn data was gegaan. Waarom liet hij niet gewoon de ‘richness’ van zijn veldwerk zien?
Coderen als dikmaker
Een plausibele verklaring komt niet op magische wijze naar boven borrelen. Daar gaan honderden uren dataverzameling, analyse, lezen, reflectie en discussies met andere onderzoekers aan vooraf. Het is lastig om de ontstaansroute van je verklaring overtuigend te laten zien. In cursussen en op conferenties waaraan ik tijdens mijn promotietraject deel heb genomen, werd de Gioia-methode aangeprezen als de uitgelezen manier om dit te doen. Met de publicatie van Gioia et al. (2013) heeft coderen de afgelopen vijf jaar aan populariteit gewonnen onder kwalitatief onderzoekers. Terug van nooit weggeweest.
Het is niet verwonderlijk dat kwalitatief onderzoekers deze methode met beide handen hebben aangegrepen. Eindelijk een manier die door reviewers erkend en geaccepteerd wordt. Wij bieden coderen ook graag aan onze studenten aan, zij het in een oude, bekendere vorm, want het is een overzichtelijke en transparante manier om thema’s te identificeren die in de onderzochte praktijk relevant zijn.
Coderen is op zichzelf niet automatisch een grondige methode; het is meer dan alleen thema’s identificeren (Bazeley, 2009). We moeten ervoor waken dat het louter een invuloefening wordt van open codes (Gioia’s 1st-order codes), naar axiale codes (Gioia’s 2nd-order codes), naar selectieve codes (Gioia’s aggregated dimensions) die gerelateerd zijn aan de onderzoeksvraag. In andere woorden, hoewel de Gioia-methode erin gaat als zoete koek, krijgen we hierdoor niet direct betere papers. De kritiek van een reviewer op de tweede collega roept de vraag op of de methode wel altijd past en of de frequente toepassing daarvan in de hedendaagse papers niet te veel van het goede is geworden.
Blijven trainen
Als organisatiewetenschapper ben ik getraind om bij het maken van methodologische keuzes vast te houden aan het doel van de paper. Coderen is bijvoorbeeld een geschikte manier om met grondig uitgewerkte codes aan te tonen welke overkoepelende concepten de (re)actie van mensen verklaren in de context van een bepaalde situatie of verandering. Aandacht voor bredere patronen laat daarentegen minder ruimte voor de beleving van mensen en de nuances daarin, die kunnen onthullen waarom de situatie of verandering volgens bepaalde belanghebbenden wenselijk is of niet. Ook zeggen codes niks over de mechanismen waarop (re)acties en de situatie of verandering tot stand zijn gekomen. Wanneer inzicht in beleving of processen centraal staat, is het dus nuttig om andere kwalitatieve methoden te overwegen, zoals het ontwikkelen van vignetten of narratieven (Jarzabkowski, Bednarek & Lê, 2014).
Kortom, coderen is niet de enige weg en geeft soms ook niet doeltreffend de empirische fundering van je verklaring weer. Om methodologisch fit te worden heb ik het goede voornemen niet gretig in te spelen op de vraag naar ‘data structures’, maar mezelf te blijven uitdagen om de connectie tussen het doel van mijn paper en de methode die ik gebruik ter discussie te stellen.
Literatuur
- Bazeley, P. (2009). Analysing qualitative data: More than ‘identifying themes’. The Malaysian Journal of Qualitative Research, 2(2), 6-22.
- Gioia, D.A., Corley, K.G., & Hamilton, A.L. (2013). Seeking qualitative rigor in inductive research: Notes on the Gioia methodology. Organizational Research Methods, 16(1), 15-31.
- Jarzabkowski, P., Bednarek, R., & Lê, J.K. (2014). Producing persuasive findings: Demystifying ethnographic textwork in strategy and organization research. Strategic Organization, 12(4), 274-287.
- Langley, A., & Abdallah, C. (2011). Templates and turns in qualitative studies of strategy and management. In D. Bergh & D. Ketchen (Eds.), Building methodological bridges: Research methodology in strategy and management (Vol. 6, pp. 201-235). Bingley, UK: Emerald Group.
© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.