Vaag is niet altijd verkeerd
Samenvatting
In het onderwijs in kwalitatief onderzoek wordt bij de student of cursist aangedrongen op het formuleren van een heldere vraagstelling. Een scherp afgebakende vraagstelling heeft voordelen. Je kunt van tevoren weten wat relevant is voor je onderzoek: welke literatuur, wat voor soort onderzoeksopzet, wat voor methoden voor verzamelen en analyseren. Ook beoordelaars van een onderzoeksrapport, redacteuren en opdrachtgevers stellen een heldere vraagstelling vaak op prijs. Bovendien kunnen beginnende en onzekere onderzoekers steun ondervinden van een precieze afbakening. Begeleiders van een proefschrift zullen daarom meestal sterk aandringen op een scherp geformuleerde probleemstelling, die minimaal een vraagstelling en een doelstelling bevat. Hierbij speelt ook de haalbaarheid van het onderzoek binnen de gestelde periode een rol.
Maar de precisering van een vraagstelling vooraf is niet per se wetenschappelijker dan een minder precieze vraagstelling. Wetenschappelijkheid moet niet uitsluitend worden verbonden met eenduidigheid van begrippen en uitspraken, strakke reglementering, gedetailleerde planning en hypothesetoetsing, maar ook met vruchtbaarheid, innovatie, oorspronkelijkheid en exploratie. Hierbij zal de onderzoeker moeten omgaan met vaagheden en gebrekkig houvast. Trouwens, in de wetenschappelijke wereld worden bepaalde gevallen van vaagheid al aanvaard. Ik zal dit aannemelijk maken aan de hand van vier thema’s. Het eerste thema komt uit de algemene methodologie, maar wordt hier belicht vanuit kwalitatief onderzoek: onderzoek als proces (in verschillende fasen van een onderzoek kunnen verschillende eisen worden gesteld). Het tweede thema komt uit de kwalitatieve methodologie: verkennende begrippen (sensitizing concepts). Het derde thema komt niet uit methodologische hoek, maar wel uit de sociale wetenschappen: the reflective practitioner. Het vierde thema komt niet alleen van buiten de kwalitatieve methodologie, maar zelfs van buiten de sociale wetenschappen: vage verzamelingen (fuzzy sets). Toepassingen hiervan vinden we vooral in de elektronica.
Onderzoek als proces
De eerste formulering van een onderzoeksvraag kan enige vaagheden bevatten. Dat kan komen omdat de literatuur over het onderwerp te weinig richting geeft of omdat er nog geen of heel weinig empirisch onderzoek is gedaan over het onderwerp, maar het kan ook de opzet van de onderzoeker zijn sommige aspecten vaag te houden. De bedoeling is dan de mogelijkheid open te houden nieuwe, onverwachte aspecten van een onderwerp te ontdekken, die nog niet eerder in literatuur- of empirisch onderzoek aan de orde zijn geweest. Gaandeweg het onderzoek kan de vraagstelling worden gepreciseerd of zelfs van richting veranderd, bijvoorbeeld aan de hand van deelvragen die tijdens het onderzoeksproces opkomen of afvallen. De vaagheden van de eerste formulering van de vraagstelling kunnen zo stap voor stap worden opgelost (zie bijvoorbeeld Boeije, 2010; Maso & Smaling, 2004; Wester & Peters, 2004). Met andere woorden, het kan de opzet van de onderzoeker zijn het exploratieve vermogen van het onderzoek optimaal te maken. Niet dat kwalitatief onderzoek per se exploratief moet zijn. Een kwalitatieve gevalsstudie bijvoorbeeld kan heel goed dienen om een toegespitste hypothese te toetsen. Maar exploratief vermogen is wel typerend voor kwalitatief onderzoek. Ik zelf zou ervoor zijn om het proces van herformulering van de vraagstelling te rapporteren en ook de argumenten te noemen. Maar dit gebeurt niet altijd, soms omdat beoordelaars het rapport onleesbaar vinden als alle activiteiten netjes in chronologische volgorde worden opgetekend. Het onderzoeksverslag is vaak een logische reconstructie van het feitelijke onderzoeksproces. In zo’n logische reconstructie worden dan elementen van het feitelijke onderzoeksproces weggelaten, wordt ook hun feitelijke volgorde in de tijd niet beschreven en wordt een mooie vraagstelling vermeld die goed past bij het gerapporteerde onderzoek. Boeije (2010: 27) ziet hier een gelegenheid om een ‘tip’ aan haar lezers mee te geven:
‘Researchers should not be discouraged by the quality of the research questions that are reported in publications. Those reported questions are the final, definitive questions formulated by researchers at the end of their research process. They make it seem as if the researchers knew exactly what they were looking for from the beginning. Usually this is not the case; it is considered quite normal that the formulation of a proper research question is fraught with joys and perils.’
Verkennende begrippen
Verkennende of attenderende begrippen zijn van belang als de onderzoeker niet alle betekenissen van een begrip in het leven van alledag kent en ook niet in de literatuur kan vinden. Hij of zij wil dan de mogelijkheid openlaten dat in de loop van het onderzoek onbekende, maar mogelijk belangrijke betekenissen opkomen. Begrippen die in het begin van een onderzoek nog sensitizing concepts zijn, kunnen aan het eind van het onderzoeksproces een afgebakende betekenis krijgen. Ze worden dan definite concepts genoemd (zie Blumer, 1969). Verkennende begrippen spelen ook een essentiële rol in de gefundeerde-theoriebenadering (zie Glaser & Strauss, 1967; Wester & Peters, 2004), waarbij in een iteratief-cyclische werkwijze begrippen een steeds meer toegespitste betekenis krijgen. Verkennende begrippen worden overigens ook buiten de gefundeerde-theoriebenadering gebruikt. Dit is bijvoorbeeld het geval in de kaderanalytische benadering van Maso en Smaling (2004), die meer aansluit bij de analytische inductie van Znaniecki (1934). Hier wordt niet begonnen met categorieën en begrippen, maar met voorlopige antwoorden op onderzoeksvragen. In deze voorlopige antwoorden komen ook verkennende begrippen voor, die gaande het onderzoek preciezer worden.
Als in een vraagstelling van een onderzoek verkennende begrippen voorkomen, is hiermee ook deze vraagstelling min of meer vaag. Opzettelijk! En hiermee hoeft niets mis te zijn, integendeel. Dergelijke vaagheid kan bijdragen aan het exploratieve vermogen van het onderzoek. Dit is vooral van belang in nog tamelijk onbekende onderzoekssituaties, waarover nog geen of weinig empirisch onderzoek is gedaan.
Reflectie naast en tijdens het onderzoek
Schön (1983) heeft, daarbij geïnspireerd door Dewey (1910), uitgebreid geschreven over soorten van reflectie die bij het beroepsmatig handelen passen en die in lerende organisaties ook vervolmaakt zouden moeten worden. Als reflective practitioner streeft de professional vooral naar een combinatie van reflection-on-action en reflection-in-action. Bij reflection-in-action reflecteert de praktische beroepsbeoefenaar tijdens het handelen en ook geïntegreerd met dat handelen. Bij reflection-on-action reflecteert de beroepsbeoefenaar naast het handelen: voor of na het handelen en ook tussendoor in reflectieve pauzes, waarin het werk wordt onderbroken. Schön beklemtoont voor de professional het belang van reflectie tijdens het handelen, reflectie die met het handelen geïntegreerd is, reflection-in-action dus (zie ook Smaling, 2008). Ik denk dat dit evenzo voor de wetenschappelijke onderzoeker geldt wanneer hij of zij bezig is met een onderzoek. Het belang van geïntegreerde reflectie-tijdens en ook van reflectie-tussendoor onderstreept dat de onderzoeker niet alles van tevoren moet willen vastleggen. Er moet een zekere openheid worden bewaard. Het is daarom ook niet altijd zo verstandig om een onderzoek van tevoren zo veel mogelijk vast te spijkeren op een precies afgebakende vraagstelling. Zo’n scherpe vraagstelling kan wel eens te veel verboden inhouden en voorbarig paden afsluiten die toch nieuwe uitzichten hadden kunnen bieden.
Vage verzamelingen
Bij vage verzamelingen (fuzzy sets) gaat het er niet om of een element lid is van een verzameling of niet, ja of nee, maar gaat het om de graad van lidmaatschap. Zo zou je Sven van 1,87 meter lang kunnen noemen. Maar erg lang kun je hem niet noemen. Evenmin zou je zeggen dat hij niet lang of klein is, tenzij je zelf 2 meter bent en allebei lid van een basketbalclub waarin de meesten rond de 1,98 meter zijn. Je zou kunnen zeggen dat Sven een beetje lang is. Sven is dan een beetje lid van de verzameling van lange mensen. Hiermee wordt ook duidelijk dat een karakterisering van een verzameling als vaag (fuzzy) geen waardering ervan is, dus ook geen negatieve waardering, geen afkeuring.
Vage logica (fuzzy logic) is niet zelf vaag, maar een mathematische benadering van vage verzamelingen, en is vooral door Zadeh (1965) ontwikkeld. Fuzzy logic is iets anders dan probabilistic logic. Vage logica gaat over vaagheid, terwijl probabilistische logica gaat over waarschijnlijkheid, onzekerheid over het al dan niet lid zijn van een verzameling: de kans dat iets ergens optreedt of niet. Deze kans ligt tussen 0 en 1. Ook de vaagheid van iets ligt tussen 0 en 1, maar hier gaat het niet over een waarschijnlijkheidsgraad, maar over een lidmaatschapsgraad (zie bijvoorbeeld Hellendoorn, 1990). Vage logica heeft talloze toepassingen in regel- en meettechnieken. Een voorbeeld vormt de moderne cv-ketel, de hr-ketel. Oudere ketels slaan aan als het in een ruimte te koud is en af als het daar warm genoeg is. Hr-ketels kunnen ook een beetje aan- of een beetje uitgaan. Hierdoor zijn ze zuiniger dan oudere ketels.
Het gaat mij er hier niet om een inleiding te geven in vage logica. Wel wil ik er aandacht voor vragen dat ook in de exacte wetenschappen serieus en vruchtbaar kan worden omgegaan met vage begrippen, begrippen waarvan het niet in alle gevallen duidelijk is of een verschijnsel er al dan niet onder valt. Als de empirische betekenis van een begrip wordt gezien als de verzameling van mogelijke waarnemingen die op dat begrip betrekking hebben, dan is de betekenis van een vaag begrip een vage verzameling van zulke waarnemingen. Fuzzy logic gaat daarom ook over vage begrippen.
Besluit
Ten slotte: er kunnen goede redenen zijn om een vraagstelling en de daarin voorkomende begrippen van tevoren zo precies mogelijk te formuleren. Bijvoorbeeld het tegemoetkomen aan de wensen van een tijdschriftredactie of de beschikbaarheid van relevante literatuur en rapporten van al eerder gedaan empirisch onderzoek. Maar verschillende argumenten pleiten ervoor dat dit niet per se wetenschappelijker is. Een vage beschrijving van een begrip kan in bepaalde gevallen beter zijn dan een scherpe. Een van tevoren gekozen scherpe definitie kan ertoe leiden dat de onderzoeker voortijdig de ogen sluit voor nog onbekende aspecten van de werkelijkheid die van wetenschappelijk belang kunnen blijken. Een vage vraagstelling kan zorgen voor een open blik voor onbekende en intrinsiek vage verschijnselen.
Literatuur
- Blumer, H. (1969). Symbolic interactionism: perspective and method. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall.
- Boeije, H. (2010). Analysis in qualitative research. Los Angeles: SAGE.
- Dewey, J. (1910). How we think. Boston: D.C. Health.
- Glaser, B.G. & Strauss, A.L. (1967). The discovery of grounded theory: strategies for qualitative research. Chicago: Aldine.
- Hellendoorn, H. (1990). Reasoning with fuzzy logic. Proefschrift Technische Universiteit Delft.
- Maso, I. & Smaling, A. (2004). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.
- Schön, D. (1983). The reflective practitioner. How professionals think in action. Aldershot: Ashgate.
- Smaling, A. (2008). Reflectie en normatieve professionaliteit. In G. Jacobs, R. Meij, H. Tenwolde & Y. Zomer (red.), Goed werk. Verkenningen van normatieve professionalisering (pp. 52-66). Amsterdam: SWP.
- Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse. Uitgangspunten en procedures. Bussum: Coutinho.
- Zadeh, L.A. (1965). Fuzzy sets. Information and Control, 8(3), 338-353.
- Znaniecki, F. (1934). The method of sociology. New York: Farrar & Rinehart.
© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.