MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
    • Agenda
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Redactioneel
    • Discussie
    • Artikelen
    • Boekbespreking
    • Praktijk
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Kwalon
    • Achtergrond
    • Redactie
    • Adverteren
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 20 (2015) / nummer 1
PDF  

Bescheiden ambitie, goede aanzet

Ad van Fessem
4 januari 2017

Samenvatting

Het is een charmant idee: het vergelijken van de voor- en nadelen van de methoden focusgroep en diepte-interview door te kijken naar de informatie die één respondent geeft in een diepte-interview en vervolgens in de context van focusgroep. Dat is precies wat Verhulst en Lamberts hebben gedaan en ze komen tot de weinig schokkende conclusie dat het individuele gesprek kwantitatief meer informatie oplevert die persoonlijk en diepgaand van aard is, terwijl de focusgroep vooral de mogelijkheid biedt ‘de discussie te verruimen en de respondent aan te zetten om zijn opvattingen wat betreft een aantal aanvullende en minder voor de hand liggende indicatoren te ventileren’. Ze pleiten voor de combinatie van de onderzoeksinstrumenten.
In wezen vergelijken Lamberts en Verhulst niet zozeer de instrumenten, maar kijken ze naar het zo effectief mogelijk inzetten van een respondent. Dat dat het meest effectief is in de combinatie van beide instrumenten, staat buiten kijf. Het idee dat een respondent in een groepsgesprek geen enkel nieuw inzicht zou ontwikkelen of naar voren zou brengen in vergelijking met het eerdere interview, is immers zeer onwaarschijnlijk. Dus dat met een groepsgesprek extra informatie uit een al eerder geïnterviewde respondent komt, lijkt een zekerheid. Het maakt de conclusie dat ‘de combinatie van interviews en focusgroepen in deze context gerechtvaardigd was’ makkelijk. Dat is vrijwel altijd gerechtvaardigd (als er geen al te specifieke redenen zijn om een focusgroep uit te sluiten, maar dat is een andere discussie). Maar of dit ook een efficiënte methode is, is natuurlijk de vraag.

Lamberts en Verhulst willen de toegevoegde waarde van zowel de interviews als de focusgroep inschatten, maar concentreren hun artikel in wezen op de meerwaarde van de focusgroep bij een al gehouden interview: het interview is de basis, de focusgroep dient om extra informatie te verkrijgen en verbanden te leggen.
Enigszins kort door de bocht geformuleerd kijken Lamberts en Verhulst naar een diëtist die meewerkt aan de totstandkoming van een competentielijst voor diëtisten. Met deze lijst moeten diëtisten zichzelf in de toekomst kunnen evalueren op kwaliteitsaspecten als vaktechnische vaardigheden, professioneel handelen en denken, gedragscompetenties, management en praktijkinrichting. Los van de onderzoekstechnische vragen van het onderzoek zelf (zijn vier individuele interviews niet wat weinig, is bij een van de twee groepen vier personen niet wat weinig?), heeft deze onderzoeksvraag het grote voordeel dat het een makkelijk meetbaar doel oplevert: hoeveel indicatoren krijg je (bij één persoon) boven water en hoe denkt hij erover? In dit geval resulteert het individuele interview in 40 indicatoren en het groepsgesprek in 26 (waarvan 7 nieuwe). Is dat de moeite waard?
Punt is dat het kijken naar maar één respondent voor het vergelijken van de methoden wat beperkt is. Stel dat alle elf respondenten individueel geïnterviewd zouden zijn. Zou dan hetzelfde aantal indicatoren gehaald zijn, en hoeveel zouden we hebben geleerd over het relatieve belang van die indicatoren? Ik denk inderdaad minder dan bij de groepsgesprekken, maar voor een echte vergelijking had je deze exercitie uit moeten voeren. Hetzelfde geldt voor de volgorde. Stel dat we eerst de groepen hadden uitgevoerd en dan de interviews. Wat zou dan de meerwaarde van de interviews geweest kunnen zijn? Het verder individueel uitdiepen van de gevonden verbanden? In ieder geval zou de conclusie nooit zijn geweest dat ‘de focusgroepen (…) weinig nieuwe informatie naar voren [brachten]’. Het kijken naar maar één respondent geeft de bescheiden intentie van dit onderzoek weer. Maar met weinig moeite had in beide groepsdiscussies een eerder geïnterviewde toegevoegd kunnen worden.
Interessant is te kijken naar welke informatie de respondent in het gesprek naar voren brengt. Verhulst en Lamberts beperken zich hierin tot de kwantiteit: het aantal wel en niet naar voren gebrachte indicatoren. Juist daarmee zijn de argumenten voor de meerwaarde van een groepsgesprek weinig overtuigend: zeven extra indicatoren, waarvan een aantal dermate voor de hand ligt dat de respondent ze om die reden in het eerdere interview niet heeft genoemd. Dat betekent voor deze respondent dat het groepsgesprek twee, drie nieuwe indicatoren heeft opgeleverd. Omdat het groepsgesprek zich juist leent voor meer diepgang en verrijking van de discussie (zoals Verhulst en Lamberts zelf in de inleiding al terecht uit Krueger en Casey (2009) aanhalen), was juist een kwalitatieve vergelijking (krijgt een indicator meer diepgang in het groepsgesprek, hetzij door de respondent zelf, hetzij door hetgeen door anderen naar voren werd gebracht) een goed uitgangspunt geweest.
Vanwege het kwantitatieve-indicatorenkarakter had ook een kleine tabel niet misstaan (zie tabel 1).

Tabel 1

IndicatorenDoor respondent in interview naar voren gebrachtDoor andere respondenten naar voren gebracht
Alleen in interview21?
Alleen in focusgroep7?
In beide19?
Niet genoemd440
Totaal9191

Deze kleine tabel toont met zijn vraagtekens ook aan wat het artikel net mist: hoeveel indicatoren naar voren zijn gekomen in alle interviews, hoeveel de groepsgesprekken hebben toegevoegd.
Samenvattend, Verhulst en Lamberts geven prima aan dat een respondent in een focusgroep andersoortige informatie geeft dan in een individueel interview. Ze ondersteunen hun pleidooi om zowel focusgroepen als individuele interviews in een onderzoek in te zetten, met bruikbare, meetbare informatie, maar zijn nog niet zover dat ze tot een diepgaande vergelijking van de methoden komen. Dat was waarschijnlijk ook niet de bedoeling, maar de insteek is interessant en verdient een ruimere onderzoeksopzet.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Krueger, R.A. & Casey, M.A. (2009). Focus groups: a practical guide for applied research (4th ed.). Thousand Oaks, CA: Sage.

© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Nummer 3, oktober 2020, jaargang 25

ABONNEER je nu NIEUWSTE nummer VORIGE nummers
© 2009-2021