MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
    • Agenda
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Redactioneel
    • Discussie
    • Artikelen
    • Boekbespreking
    • Praktijk
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Kwalon
    • Achtergrond
    • Redactie
    • Adverteren
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 19 (2014) / nummer 2
PDF  

Werkelijkheid, waarneming en rapportage

De kennistheorie van kwalitatief en kwantitatief empirisch onderzoek
Harrie Jansen
18 mei 2016

Nederlands English

Samenvatting

In discussies over de verhouding tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek wordt vaak beweerd dat voor kwalitatief onderzoek heel andere kennistheoretische vooronderstellingen gelden dan voor kwantitatief onderzoek. Dat is een misverstand dat al vaak is tegengesproken, maar toch in stand blijft. Een belangrijke oorzaak van de hardnekkigheid van het misverstand ligt in de identificatie van de tegenstelling kwalitatief-kwantitatief met andere tegenstellingen, namelijk die tussen natuurwetenschap en hermeneutische geesteswetenschap en die tussen positivisme en humanisme. Daartegen heb ik in eerdere discussies in KWALON (Essayrubrieken KWALON 38 en 50) bezwaar aangetekend vanuit mijn behoefte aan een meer zakelijke en transparante relatie tussen kwalitatieve en kwantitatieve methodologie. Voor zover ik kan nagaan, heeft dat weinig weerklank gevonden. Vandaar deze nieuwe poging.
Hierbij begin ik met de kwestie van de vooronderstellingen expliciet te beperken tot empirisch onderzoek en vervolgens volg ik van de grond af aan wat er eigenlijk nodig is voor empirische wetenschap, in welk theoretisch en methodologisch kader dan ook. Die vooronderstellingen worden namelijk zelden expliciet uitgewerkt. Als je dat wel zou kunnen doen en daar overeenstemming over kunt bereiken, dan wordt het wellicht gemakkelijker praten. Mijn stelling is dat er op het niveau van de kennistheorie (epistemologie) geen verschil is tussen kwalitatief en kwantitatief empirisch onderzoek. Met de hier volgende uiteenzetting van die gemeenschappelijke basis hoop ik dat te kunnen laten zien.1

Summary

Reality, observation and reporting. The epistemology of qualitative and quantitative research

In recurring debates on philosophical presuppositions, the opposition of qualitative versus quantitative research is often mixed up with other oppositions like positivism versus humanism. Restriction to empirical research may help to clear the debate. With that restriction, qualitative and quantitative research do not differ in their philosophical presuppositions. All empirical research presupposes (1) a reality apart from our senses, (2) the ability of humans to observe reality, (3) the ability to report observations to others, and (4) the ability to test the validity of reports. These presuppositions are necessary and self-evident in daily life, but cannot be proven. One crucial problem is the relationship between reality and language in communicating facts (empirical observations).

Keywords

epistemological presuppositions empirical research qualitative versus quantitative

Keywords

epistemological presuppositions empirical research qualitative versus quantitative

Het gemeenschappelijke probleem van kwalitatief en kwantitatief empirisch onderzoek is de empirie, de waarneembare werkelijkheid. En daarmee zijn ook de gemeenschappelijke vooronderstellingen bepaald voor de mogelijkheid van empirische wetenschap, namelijk:

  • Er bestaat een objectieve werkelijkheid.
  • Die werkelijkheid is voor ons mensen, onderzoekers, waarneembaar.
  • Wat wij waarnemen is rapporteerbaar, dus in woorden of figuren te vatten en over te dragen.
  • De rapportage van waarnemingen is toetsbaar voor anderen.

Dit zijn vanzelfsprekendheden waar we in ons dagelijkse onderzoekersleven klakkeloos van uitgaan. Maar bij nader (filosofisch) inzien is dat allemaal niet zo vanzelfsprekend. Dat zal ik stellingsgewijze toelichten.

1. Er bestaat een werkelijkheid van objecten (dingen, processen) die wij de objectieve werkelijkheid noemen.
De waarheid van deze stelling kan niet worden bewezen, ondanks alle moeite die hiervoor gedaan is in de ontologie. De bekende uitspraak van Descartes, ‘Ik denk, dus ik ben’, en de stelling van Heidegger, ‘Het zijn bestaat’, zijn allebei meervoudig tautologisch er staat meerdere keren hetzelfde. Dat komt doordat de auteurs voorbijgaan aan het feit dat wij lezers het bestaan van deze gedachten pas kunnen kennen als zij gerapporteerd (opgeschreven of uitgesproken) worden. Elk begin van een uiting laat echter de vraag of er iets bestaat, achter zich; het spreken is een de-facto-erkenning van het bestaan van jezelf, de dingen waarover je spreekt, en de ander tot wie je je richt. Maar het is geen bewijs. We geloven het, althans in onze rol als empirisch onderzoeker, waar het hier over gaat. Op zondag geloven we misschien iets anders of helemaal niets.

2. Wij mensen (u en ik) hebben zintuigen waarmee we de werkelijkheid (kijkend, ruikend, luisterend, tastend, proevend) kunnen waarnemen.
Ook dit is niet te bewijzen. Al ons zien en horen zou ook zinsbegoocheling kunnen zijn of wat we waarnemen zouden slechts de sporen van echte objecten kunnen zijn, zoals de schaduwbeelden in Plato's grot.
Maar de aanname dat wij de werkelijkheid kunnen waarnemen, betekent nog niet dat de waarneming samenvalt met het waargenomen verschijnsel of object. Op de eerste plaats zijn onze zintuiglijke en cognitieve vermogens beperkt. Tijd en ruimte bijvoorbeeld, de dimensies die we voortdurend ervaren, kunnen we cognitief niet bevatten. Begin en einde van tijd en ruimte zijn even onvoorstelbaar als hun oneindigheid.
Ook het waarnemen van dingen die wel binnen ons bevattingsvermogen vallen, impliceert nog niet dat de waarneming samenvalt met de werkelijkheid. Wij zijn bijvoorbeeld blind voor het magnetische veld dat trekvogels een kompas verschaft. We moeten aannemen dat er binnen de objectieve wereld veel meer bestaat dan wij ooit zullen waarnemen. Met behulp van allerlei instrumenten (van nachtkijkers tot MRI-scanners) worden de grenzen van het waarneembare opgerekt, maar dat maakt geen einde aan de beperktheid.
Afgezien van de fysieke beperking van de zintuigen en instrumenten wordt de waarneming ook beperkt door de noodzakelijk selectieve aandacht. Elk object, of het nou een steen is of een reclametekst, heeft eindeloos veel mogelijke eigenschappen. Waarneming is altijd gericht vanuit een belangstelling, een relevantiekader. We selecteren bewust en onbewust wat relevant is. In het dagelijks leven doen we dat vooral intutief in functie van onze fysieke, morele en sociale overlevingsdrang. In wetenschappelijk onderzoek wordt de selectie gestructureerd in de probleemstelling (sensitizing concepts, theoretisch kader) en geoperationaliseerd in meer of minder gestructureerde waarnemingsprocedures en instrumenten (vragenlijsten, interviews, observaties).

3. Empirische feiten zijn gerapporteerde waarnemingen.
Pas in de rapportage van waarnemingen worden feiten geproduceerd en aan anderen beschikbaar gesteld. Maar de waargenomen werkelijkheid is op zichzelf niet uitspreekbaar. Wij kunnen sprekend, schrijvend en/of tekenend aan elkaar meedelen wat we waarnemen. Maar de woorden (of beelden) zijn niet de dingen zelf. Rapportage van waarnemingen is dan ook geen overdracht van het waargenomene zelf (als voorwerp) en ook niet van de waarneming zelf (als activiteit).
Om met Magritte (1928) te spreken: de afbeelding van een pijp is geen pijp. En het woord pijp, de talige verwijzing, heeft helemaal niets van een pijp. Woorden verwijzen naar objecten, maar zij zijn niet die objecten zelf, en voor beelden geldt hetzelfde op hun manier.

René Magritte, 1928 (olie op canvas)

Hieruit volgt:

4. Feiten kunnen niet rechtstreeks worden getoetst aan de werkelijkheid zelf, maar alleen aan andere waarnemingsrapportages.
Alles wat gezegd wordt over wat dan ook in de werkelijkheid is onvolledig en selectief door de grenzen aan de waarneming. Dat anderen uit de rapportage kunnen opmaken wat je waargenomen hebt, is alleen mogelijk door de gedeelde conventies van de taal.

Daaruit volgt de vijfde en laatste vooronderstelling:

5. Zowel overdracht als toetsing van empirische kennis vereist een gemeenschap, een forum, waarbinnen een zekere overeenstemming heerst over de geldigheid van waarnemingsrapportages (feiten) en de regels die daarbij in acht moeten worden genomen, in een taal die voor alle leden toegankelijk is.
Daarom wordt in de literatuur vaak verwezen naar het wetenschappelijk forum als toetsingsinstantie voor wetenschappelijke bevindingen. Voor sociaalwetenschappelijk empirisch onderzoek is er geen wereldomvattend forum. Tijdschriften en congressen zijn verdeeld naar discipline, vakgebied, soms ook ideologie en regio. Voor praktijkgericht onderzoek zijn er daarnaast forums van deskundigen (vaktijdschriften, beroepsverenigingen) die het realiteitsgehalte en de praktische relevantie van bevindingen beoordelen.

Collegiale wetenschappelijke toetsing

Overeenstemming in een wetenschappelijk forum kan de beperkingen in waarneming en rapportage niet tenietdoen. Bovendien zijn ook wetenschappers uitgerust met en beperkt door vaardigheden, overtuigingen en belangen die bepalen wat zij waarnemen, hoe zij waarderen en interpreteren wat zij waarnemen en wat zij rapporteren als werkelijkheid. Dit maakt overeenstemming in een wetenschappelijk forum niet per definitie onmogelijk, maar de onderlinge overeenstemming binnen het forum maakt de overeengekomen feiten niet immuun voor subjectiviteit (waarden, belangen, normen).
Wetenschappelijke overeenstemming is net als het forum zelf een historisch en sociaal product en kan daarom altijd weer ter discussie worden gesteld en worden tegengesproken. Waarneming kan niet zonder belangstelling en rapportage evenmin. Een belangeloze maatschappij is onmogelijk (wat mij betreft eerder een schrikbeeld dan een utopie) en dus ook belangeloze communicatie. Dat maakt objectiviteit in de zin van belangeloosheid per definitie onmogelijk. Het object zelf is niet vertegenwoordigd in het wetenschappelijk forum alleen de waarnemers.
Met andere woorden, de consensus in ‘het’ wetenschappelijk of enig ander forum is in principe altijd voorlopig. Dat geldt in de natuurwetenschap (denk aan de klimaatdiscussie), maar zeker ook in de sociale wetenschappen, waar de eenheden geen onwetende inerte objecten zijn, maar (groeperingen van) reflexieve personen die meedenken en bepalen welke kennis via hen verzameld kan worden (selective telling). In de krant lezen we regelmatig wat er allemaal mis kan gaan, zowel in technisch forensisch onderzoek als in getuigenverhoren bij strafprocessen. Er is geen reden om aan te nemen dat buiten de forensische context waarheidsvinding veel eenvoudiger is.

Tot slot: kwalitatief en kwantitatief

Zoals gezegd geldt het bovenstaande zowel voor kwalitatief als voor kwantitatief empirisch onderzoek en voor alle paradigmatische of disciplinaire subcategorieën van beide typen.
Ik ben niet gelukkig met de gewoonte om categorisch over kwalitatief en kwantitatief onderzoek te spreken. Liever zou ik het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief toepassen op het niveau van methoden van dataverzameling, analyse en bewijsvoering. Open vormen (‘kwalitatief’) van dataverzameling hoeven niet per se te worden gevolgd door kwalitatieve analyse en een random steekproef (‘kwantitatief’) kan heel adequaat zijn bij de selectie van respondenten voor exploratieve interviews (‘kwalitatief’). En er staat niets in de weg om een kwantitatieve dataset naast of in plaats van de correlatieanalyse (‘kwantitatief’) aan een multidimensionele gevalsvergelijkende combinatieanalyse (‘kwalitatief’) te onderwerpen voor de toetsing van voorwaardelijke (‘kwalitatief’) causale hypothesen.
Overigens is er in (vooral sociologische) casestudies natuurlijk een rijke traditie van de combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, die al honderd jaar bestond voordat de term ‘mixed methods’ uitgevonden was, die nu een groot marketingsucces lijkt te zijn.
Alle soorten onderzoek kunnen tot theoretisch en/of praktisch relevante resultaten en ideeën leiden vaak is overigens tamelijk onnavolgbaar hoe relevante inzichten tot stand komen.
Waar ik echt bezwaar tegen heb, is de begripsmatige identificatie van welke methode dan ook met morele of wetenschappelijke waarden. Kwalitatief onderzoek is niet humaner dan kwantitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek is niet objectiever of anderszins wetenschappelijker.

Noot

  • 1.Wat ik schrijf heb ik natuurlijk niet allemaal zelf bedacht. Ik heb vrijwel alles uit tweede of derde hand. Het maakt mij niet uit wie iets het eerst bedacht heeft. Ik zie daarom af van verwijzingen, op één uitzondering na.
Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Nummer 3, oktober 2020, jaargang 25

ABONNEER je nu NIEUWSTE nummer VORIGE nummers
© 2009-2021