Inzet kwalitatief onderzoek niet altijd explorerend van aard
Samenvatting
Met dank aan Prof. Dr. Maria Bouverne-de Bie voor de inhoudelijke discussies over dit onderwerp.
In zijn essay 'Kwalitatief onderzoek en exploratie' stelt Swanborn dat kwalitatief en explorerend onderzoek vaak in combinatie voorkomen. Hij geeft weer dat kwalitatief onderzoek 'wél meestal – maar niet noodzakelijk – explorerend onderzoek is' en dat explorerend onderzoek 'meestal – maar niet noodzakelijk – van kwalitatieve aard is'. Swanborn plaatst hier kwalitatief tegenover kwantitatief onderzoek en explorerend of verkennend onderzoek tegenover routineonderzoek, dat dan weer beschrijvend of toetsend kan zijn. Ook betoogt hij dat explorerend onderzoek resultaten van een lagere (methodologische) status oplevert, 'omdat de kans op verschillende soorten van bias groter is'.
Kwalitatief onderzoek niet afmeten aan kwantitatief onderzoek
Swanborn definieert kwalitatief onderzoek als 'onderzoek waarin geen (of nauwelijks) variabelen gebruikt worden die gemeten zijn op interval- of rationiveau'. Hij noemt dit een 'pragmatisch' criterium om kwalitatief van kwantitatief onderzoek te onderscheiden. Dit criterium is echter enkel pragmatisch wanneer men vertrekt vanuit de idee dat de aanwezigheid van variabelen op interval – of rationiveau in onderzoek verwacht mag worden. Anders gezegd, Swanborn definieert kwalitatief onderzoek negatief ten opzichte van de standaard van kwantitatief onderzoek. De overeenkomst tussen kwalitatief onderzoek en exploratie berust volgens Swanborn onder meer op de verwachting dat de te bestuderen fenomenen precies afgebakend moeten en kunnen worden ten opzichte van hun context. Dat is echter het referentiekader van kwantitatieve onderzoekers. Het bestuderen van fenomenen in hun context is kenmerkend voor kwalitatief onderzoek. Opnieuw redeneert Swanborn dus vanuit de standaard van kwantitatief onderzoek. De discussie over kwalitatief versus kwantitatief onderzoek moet mijns inziens echter niet gevoerd worden vanuit de tegenstelling of het onderscheid tussen beide, maar dient te starten bij een heldere omschrijving van elke onderzoeksbenadering op zichzelf. Dat wil ik illustreren aan de hand van mijn eigen onderzoek naar behoeften aan zorg bij jongeren. Dat was een interpretatief onderzoek1, waarbij we zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksmethoden toepasten.
Onderzoek naar behoeften aan zorg bij jongeren
Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse minister voor Cultuur, Gezin en Welzijn. Doelstelling was na te gaan of jongeren dezelfde begrippen hanteren als volwassenen wanneer het om zorgbehoeften gaat. We formuleerden de volgende onderzoeksvragen.
- Welke behoeften aan zorg worden door jongeren geformuleerd?
- Stemmen deze zorgbehoeften overeen met de zienswijze van volwassenen?
Daarmee wilden we enerzijds inzicht krijgen in de afstemming van het hulpaanbod op de hulpvraag en anderzijds in de effectiviteit van de huidige interventies voor jongeren. Deze aspecten verwijzen naar de inhoud van het jeugd(welzijns)beleid en de adequaatheid van indelingen en categoriseringen die in dit beleid gehanteerd worden. Voor mijn doctoraat hebben we een aanvullende en meer fundamentele vraagstelling geformuleerd, namelijk de vraag naar voorwaarden waaraan begeleidingsinterventies moeten voldoen zodat zij vanuit het perspectief van jongeren welzijnsverhogend werken. Een belangrijke doelstelling van mijn doctoraatsonderzoek was onder meer het ontwikkelen van een gefundeerde omschrijving van het begrip 'begeleiding' vanuit het perspectief van jongeren.
Wijze van dataverzameling
We wilden in de dataverzameling aansluiten op de leefwereld van jongeren en ook zoveel mogelijk data in de 'taal' van de jongeren verzamelen. We onderscheidden daarbij drie leeftijdsgroepen: 10-, 15- en 20-jarigen.
a Kwalitatief onderzoek: interviews
We begonnen met een vooronderzoek. We vroegen aan jongeren om zeer algemeen te vertellen over wat ze zoal meemaken in hun dagelijks leven en wat ze hierin als ingrijpend beleven. Op basis van deze gesprekken stelden we thema’s op die weergeven wat jongeren in hun leven belangrijk vinden. We ontwikkelden themalijsten voor elke leeftijdsgroep. De themalijst van 15-jarigen bestond onder meer uit de volgende onderwerpen: veel of weinig vrienden, verliefd zijn, pa, ma, broer, zus, opa, oma, huisdier, doodgaan, ziekenhuis, ongeluk, ziekte, pijn, ruzie, alleen thuis, thuis wonen, vakantie, scheiding, nieuw gezin, gevangenis, politie, verdriet, eerste schooldag, moeilijk, pesten, kattenkwaad, slechte resultaten, andere school, school kiezen, leerkrachten, blijven zitten, huiswerk, straf. De themalijsten komen gedeeltelijk overeen met die van de 10- en 20-jarigen. Deze thema’s legden we voor aan een grotere groep jongeren. We maakten daarbij gebruik van een visualiseringstechniek: de thema’s werden op losse, gekleurde kaartjes aangeboden. We vroegen de jongeren een aantal thema’s te selecteren. Daarna werden open interviews afgenomen om in de bewoordingen van jongeren informatie te verkrijgen over situaties waarin zij behoefte aan zorg hebben. We vroegen de jongeren iets meer te vertellen over de thema’s die zij hadden gekozen. We vroegen ook naar gevoelens en belevingen en of zij daarmee problemen hadden gehad. We vroegen hoe zij daarmee omgingen, wat anderen deden en wat zij van deze interventies vonden. We interviewden de jongeren meermaals tot er geen nieuwe informatie meer werd verkregen. In totaal interviewden we 51 kinderen en jongeren verschillende keren. Het uiteindelijke aantal interviews was 113 (46 interviews met 10-jarigen, 32 interviews met 15-jarigen en 35 interviews met 20-jarigen).
b Kwantitatief onderzoek
Voor de opdrachtgever waren de geldigheidspretenties van het kwalitatieve onderzoek echter te beperkt.2 Daarom is het interviewonderzoek aangevuld met een vragenlijstonderzoek. Daarin is nagegaan hoe herkenbaar de thema’s, situaties en (oplossings)strategieën waren voor een representatieve groep 10-, 15- en 20-jarigen in Oost-Vlaanderen. We ontwikkelden twee vragenlijsten, die uit situaties en bijhorende antwoordmogelijkheden bestonden. De eerste vragenlijst voor 15-jarigen bevatte bijvoorbeeld 31 situaties, zoals ‘mijn ouders zijn gescheiden of zijn aan het scheiden’. De antwoordmogelijkheden waren: ‘ik heb deze situatie al meegemaakt’, ‘deze situatie houdt me bezig’, ‘ik heb hierbij hulp nodig’ of ‘ik krijg hulp hierbij’. Op basis van de antwoorden selecteerden we zeven situaties voor de tweede vragenlijst. Beide lijsten legden we voor aan 500 kinderen en jongeren, dat wil zeggen aan 160 10-jarigen, 165 15-jarigen en 175 20-jarigen in 20 gemeenten in Oost-Vlaanderen
Een gecombineerde benadering
Miles en Huberman (1994) geven aan dat kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksgegevens op diverse wijzen met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Zij stellen onder meer een model voor, waarbij gestart wordt met het verzamelen van kwalitatieve gegevens voor het ontwikkelen van een kwantitatief onderzoeksinstrumentarium, zoals bijvoorbeeld een vragenlijst. Het onderzoek naar behoeften aan zorg sluit aan bij dit model: we deden eerst een kwalitatief onderzoek op basis waarvan we vragenlijsten ontwikkelden voor een kwantitatief onderzoek.3
De kwalitatieve onderzoeksmethode leverde ons belangrijke inzichten op wat betreft de theorievorming over begeleidingsinterventies voor jongeren enerzijds en anderzijds voor het opzetten en uitwerken van de begeleidingsinterventies in de praktijk en het jeugd(welzijns)beleid. We konden uit de taal van de jongeren tot een gefundeerde omschrijving komen van het begrip 'begeleiding' (Verschelden, 2002). We kregen de beschikking over formuleringen van probleembeleving, die we weinig tegenkomen in de huidige praktijk- en beleidsdiscussies. Zo verwijzen jongeren bijvoorbeeld als het over het gezin gaat, niet zozeer naar de vorm van het gezin van herkomst, maar wel naar klimaat, betrokkenheid en engagement van de diverse gezinsleden ten opzichte van elkaar. De vaststelling van een verschil in probleembeleving wijst op een 'onteigeningsgevaar': het risico op onteigening van de betekenisverlening van jongeren. Wanneer men zich in het beleid daarvan niet bewust is, ontstaat een kloof tussen de betekenis die jongeren aan gezin geven en de uitgangspunten in het beleid over gezinnen (Verschelden, Bouverne-de Bie & Van Gils, 2000).
De kwantitatieve onderzoeksmethode leverde ook aanvullende informatie op. Zo vonden we dat het niet begrijpen van lessen en huiswerk of het niet mee kunnen komen op school voor de helft van de jongeren een moeilijk te hanteren situatie is, die hen veel bezighoudt. Meer dan de helft geeft aan daarbij hulp nodig te hebben. De informatie uit het kwantitatieve onderzoek bevestigde de gegevens uit het kwalitatieve onderzoek of nuanceerde het op deze punten.
Kwalitatief onderzoek en de exploratiediscussie
Het kwalitatieve onderzoek was voor ons in de verschillende fasen van het onderzoek het vertrekpunt. Het onderzoek naar behoeften aan zorg moet dan ook als een kwalitatief onderzoek opgevat worden. Het is niet een explorerend onderzoek in de betekenis die Swanborn daaraan geeft. In ons onderzoek staat de idee centraal dat individuen en maatschappelijke groepen betekenis verlenen aan hun sociaal handelen en dat zij deze betekenis in interacties tot uitdrukking brengen. We gingen uit van een inductief model. We waren erop gericht kennis te verzamelen vanuit het perspectief van de jongeren. Het ging om de woorden die zij gebruikten, het gedrag en handelingen zoals zij dat beschrijven. Het ging om een verfijning van theoretisch inzicht in verschijnselen gericht op contextualiteit. De functie van theorie is in dit onderzoek meer heuristisch dan verklarend of voorspellend. De bedoeling is de zin en de betekenis van het handelen van jongeren in specifieke situaties te begrijpen. Dit begrijpen gebeurt door aan te geven wat de verschillende fenomenen met elkaar verbindt, het begrijpen betekent 'samenhangen zien'.
De vragen of kwalitatief onderzoek verder reikt dan exploratie en of explorerend onderzoek resultaten van een lagere (methodologische) status oplevert, zijn volgens mij niet relevant. De 'exploratiediscussie' heeft immers te maken met de gehanteerde definities en is sterk contextgebonden.
In ons geval was het kwalitatieve onderzoek meer dan exploratie in de betekenis die Swanborn daaraan geeft. Het is niet slechts een voorfase van het kwantitatieve onderzoek. Het kwalitatieve onderzoek beperkte zich niet tot het verkennen en beschrijven van betekenisverleningen op microniveau, waarin nagegaan werd hoe concrete situaties door de betrokken jongeren werden ervaren. Het trachtte structurele kenmerken van begeleidingsinterventies voor jongeren, kenmerken die maatschappelijk en cultureel bepaald zijn, in beeld te brengen, te duiden en te interpreteren. Dit gebeurde onder meer door het verband aan te geven tussen de onderzoeksgegevens en ruimere maatschappelijke en culturele ontwikkelingen, die de relatie tussen jongeren en volwassenen (en tussen jongeren onderling) en de beeldvorming over deze relaties beïnvloeden. De vaststelling bijvoorbeeld dat huiswerk maken en lessen leren in het perspectief van jongeren niet leuk is en zwaar ingrijpt in hun tijd, sluit aan bij een maatschappelijke ontwikkeling. De school geeft in belangrijke mate de jeugdperiode vorm, maar jongeren worden ook in toenemende mate aangesproken op hun vrijetijdsrepertoire en hun culturele activiteiten. De concepten die in het kwalitatieve onderzoek ontwikkeld zijn – onder meer de vaststelling dat jongeren ruimte vragen voor informele ontmoeting, begeleiding in termen van aandacht en engagement, respect voor kwetsbaarheid – zijn voor ons richtinggevend voor de theorievorming over behoeften van jongeren aan zorg en voor het uitwerken van begeleidingsinterventies voor jongeren.
Literatuur
- Creswell, J.W. (2003) Research design: Qualitative, Quantitative and Mixed Methods Approaches. Thousand Oaks: Sage.
- Miles, M.B. & A.M. Huberman (1994) Qualitative Data-analysis: an Expanded Sourcebook. Thousand Oaks: Sage Publications.
- Verschelden, G. (2002) Opvattingen over 'welzijn' en 'begeleiding'. Een sociaal-(ped)agogische analyse van leerlingenbegeleiding als exemplarisch thema in het jeugdbeleid. Gent: Academia Press.
- Verschelden, G., M. Bouverne-De Bie & J. Van Gils (2000) Belevingsonderzoek bij kinderen en jongeren. Kinderen en jongeren over hun behoeften aan zorg. Gent – Meise: Universiteit Gent – Onderzoekscentrum Kind en Samenleving.
Noten
- 1.Ik spreek van 'interpretatief' onderzoek om de onderzoeksbenadering te karakteriseren. De omschrijvingen kwalitatief en kwantitatief gebruik ik voor de gehanteerde onderzoeksmethoden.
- 2.Ook onze opdrachtgever vertrekt vanuit het referentiekader van kwantitatief onderzoek, waarbij aan resultaten van kwalitatief onderzoek een lagere methodologische status wordt toegekend.
- 3.Creswell (2003) maakt een onderscheid tussen drie mogelijkheden: opeenvolgend (sequential), concurrent (gelijktijdig) en transformatief (de resultaten van het kwalitatieve en kwantitatieve onderzoek worden geïntegreerd in een meer algemene theorie). Dit onderzoek sluit aan bij het eerste model: aanvullend op het kwalitatieve onderzoek werd een kwantitatief onderzoek uitgevoerd.
© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.