Kanttekeningen bij A. Baart: Een theorie van de presentie
Samenvatting
Het kost enige moeite om zicht te krijgen op dit werk, zeker als het erom gaat iets te zeggen over de methodische kant van het onderzoek en daarmee van de wetenschappelijke waarde van de gepresenteerde theorie. Dat komt omdat deze theorie niet afgeleid is uit één samenhangend onderzoek, maar teruggaat op 13 deelprojecten, waarvan er vier tot het vooronderzoek behoren en nog eens vier meer theoretisch literatuuronderzoek betreffen.. Dit betekent dat bij de ondernomen poging om tot theorievorming te komen, teruggegrepen wordt op zes empirische projecten, gericht op het onderzoek van het pastoraat in achterstandswijken. Bij elk van deze empirische projecten gaat het overigens slechts om kleine tot zeer kleine steekproeven. Om hiervan een indruk te geven, ging het daarbij respectievelijk om onderzoek naar het beroepsmatig handelen van twee buurtpastores (1), vier buurtpastores (2), onderzoek op vijf locaties (3), theoretisch onderzoek (4) gecombineerd met zes casestudies (5) en twee onderzoeken naar de aard van het pastoraat op de locatie Utrecht (6). Hierbij werden voornamelijk kwalitatieve methoden gebruikt, zoals inhoudsanalyse en verwerking van de interviewprotocollen met behulp van Kwalitan. Deze verschillende onderzoeken leiden tot deeltheorieën waaruit ten slotte de theorie van de presentie gecompileerd wordt. Onder presentie verstaan de onderzoekers de specifieke wijze waarop de pastor voor de pastoranten aanwezig is. Om de theorie die de onderzoekers met betrekking tot dit aspect van het pastorale beroep ontwikkeld hebben, in al zijn nuanceringen goed te begrijpen, zou men het hele onderzoeksverslag moeten lezen. Het doel van de theorie is 'uit te leggen hoe presentie totstandkomt, hoe ze betekenisvol is voor een bepaald probleem, en te verklaren waarom dat zo is'. De onderzoekers claimen dat presentie uit hun onderzoek naar voren komt als een algemene categorie, 'die totstandkomt doordat ze de ander uit zijn benarde eenzaamheid verlost en opneemt in enige, betekenisvolle gemeenschappelijkheid' (p. 793).
De deeltheorieën, waaruit de theorie van de presentie wordt gecompileerd, bevatten inzichten ten aanzien van een bepaalde achtergrondfilosofie (1), de aansluiting bij de leefwereld van de pastorant, hoe dat gebeurt en waar dat op gericht is (2), de effecten in termen van gerealiseerde waarden en bevredigde verlangens en potenties (3), en inzichten in het probleem waarvoor de presentie betekenisvol is (4). Deze clusters van inzichten kunnen nader geduid worden in termen van vraag (4) en aanbod (1 en 2), en als de koppeling van beide (3). Deze koppeling bevat inhoudelijk de betekenis van de presentie. De aanpak lijkt enigszins op die van de grounded theory van Glaser & Strauss (1967), waar meerdere keren naar verwezen wordt. Maar er is sprake van belangrijke verschillen. Bij Glaser & Strauss ligt de nadruk van het onderzoek op de theoretische steekproef en de voortdurende vergelijking van de empirische inhoud van de begrippen en de verbanden daartussen, totdat met betrekking tot al deze elementen het verzadigingspunt bereikt is en deze in verband met elkaar het theoretisch inzicht formuleren in het stukje werkelijkheid dat onderzocht is. Bij de constructie van de theorie van de presentie ligt de nadruk meer op de integratie van de deeltheorieën die via verschillende projecten verkregen zijn. De deeltheorieën zijn wel het resultaat van kwalitatief onderzoek, maar voorzover uit het rapport is op te maken, is daarbij niet voldaan aan de eisen die de gefundeerde theoriebenadering stelt, noch wat betreft de empirische eenheid en gelijksoortigheid van het onderzoeksveld, noch wat betreft het bereiken van het verzadigingspunt bij de coderingen. Want het gebruik van kwalitatieve inhoudsanalyse en Kwalitan zijn op zichzelf niet voldoende om aan de eisen van de theoretische steekproef met het oog op een gefundeerde theorie, te voldoen. Daar komt bij dat de integratie van de deeltheorieën niet op empirische gronden, maar op grond van logische redeneringen is voltrokken.
Dit laatste vestigt de aandacht op een belangrijk verschil in het type probleemstelling dat Glaser & Strauss met de gefundeerde theorie probeerden op te lossen en de aard van de probleemstelling die aan het onderzoek naar de theorie van de presentie ten grondslag ligt. In het eerste geval gaat het om het traceren van de variatie in constante gedragssituaties. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende bewustzijnscontexten die Glaser & Strauss (1965) aantroffen in de geselecteerde ziekenhuizen in het kader van het project Awareness of dying. Bij de poging tot de constructie van een theorie van de presentie gaat het om de variatie in werksituaties, waarbij allerlei keuzemomenten van de pastor, zoals aard van aanwezigheid, werkmethoden, geopteerde resultaten en dergelijke een rol spelen. Het is op voorhand duidelijk dat hierbij veel minder sprake is van vaste reactiepatronen, zoals dat in het genoemde onderzoek van Glaser & Strauss het geval is. De bewustzijnscontexten die in Awareness of dying werden gevonden, bestaan uit constellaties van aanwezige informatie bij de gedragsparticipanten, waarop volgens de bijbehorende collectieve codes van het ziekenhuis gereageerd wordt. Deze codes zijn gebaseerd op dieperliggende, meer antropologisch gefundeerde regels dan die op grond waarvan de meer individuele en cognitieve keuzes van de wijze van presentie bij de pastores berusten, hoewel uit het onderzoek blijkt dat zich ook daarin een zekere patroonmatigheid aftekent.
Ondanks dat het de onderzoekers niet om de interventiestrategie van de wijkpastores gaat en de variabele keuzes die deze met zich meebrengt, blijft de wijze van presentie daarvan afhankelijk, en de vraag is of in de praktijk de clusters van keuzes zo mooi bij elkaar blijven als de theorie van de presentie veronderstelt. Met andere woorden: is van tevoren rekening gehouden met alle mogelijke combinaties, waren de steekproeven bij de dataverzameling groot en gevarieerd genoeg, is door de selectie van de onderzochte pastores er niet al van tevoren ingestopt wat er later uit kwam, is bij de theorieconstructie voorzien in alle mogelijke combinaties van elementen die tot de theorie hebben geleid? In de mate dat aan deze eisen niet volledig is voldaan, schuift de theorie van de presentie op van een gefundeerde theorie in de richting van een abstract-deductieve logisch geconstrueerde theorie. De theorie van de presentie lijkt op dit continuüm een middenpositie in te nemen. Het is een verhelderend schema van belangrijke mogelijkheden voor de pastor om voor de pastoranten present te zijn en de betekenissen en implicaties die hiermee verbonden zijn. Dat is niet op een abstracte wijze, los van de werkelijkheid van de werkende pastor gebeurd, maar er is moeite gedaan die werkelijkheid in beeld te brengen, daarvan uit te gaan en daarmee rekening te houden. Dit heeft geresulteerd in een goed overzicht van mogelijkheden die de pastor bij de keuze van de aansluiting die hij zoekt en de methoden die hij gebruikt, kunnen helpen en de implicaties en gevolgen daarvan te overzien. Maar al werkende zal de pastor merken dat de werkelijkheid minder helder en meer complex is dan de overzichtelijkheid van de theorie doet vermoeden.
Mede omdat het onderzoeksverslag veel voorbeelden van praktijksituaties geeft, kan het een belangrijke functie vervullen bij de opleiding van pastores en bij de oriëntatie op hun taken. Al doende zullen zij een eigen manier vinden om bij hun pastoranten present te zijn. Die wijze van presentie kan in de gevonden theorie voorkomen, een combinatie zijn van verschillende typen, of, bijvoorbeeld voor andere pastorale werksoorten dan het wijkpastoraat of in andere culturele omgevingen, nog anders zijn. Dit is des te meer het geval wanneer het zou gaan om presentie in andere pastorale contexten en in niet-pastorale situaties, omdat alle elementen van de gevonden theorie betrekking hebben op het pastoraat in achterstandswijken.
Als men de gevonden resultaten toch in termen van een theorie zou willen uitdrukken, kan de theorie van de presentie niet de pretentie hebben van een gefundeerde theorie, maar zou meer gezien kunnen worden als een middle range theorie met betrekking tot het pastoraat in achterstandswijken. In de termen die Glaser & Strauss daarvoor gebruiken, betreft het geen formele, maar een inhoudelijke theorie, waarbij we hier de kanttekening maakten dat deze deels gefundeerd is in de werkelijkheid, maar ook voor een belangrijk deel steunt op deductieve redeneringen. Dit maakt dit onderzoek niet minder waardevol voor de praktijk. Want hoewel het werkterrein van pastores in achterstandswijken er niet volledig door in kaart wordt gebracht, wordt er een aantal belangrijke coördinaten in aangereikt die pastores kunnen helpen hun werkterrein te overzien en hun werk te vergemakkelijken.
Literatuur
- Glaser, B.G. & A.L. Strauss (1965) Awareness of dying Chicago, Ill.: Aldine.
- Glaser, Barney G. & Anselm L. Strauss (1967) The discovery of grounded theory. Strategies for qualitative research. Chicago, Ill.: Aldine.
© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.