MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
    • Agenda
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Redactioneel
    • Discussie
    • Artikelen
    • Boekbespreking
    • Praktijk
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Kwalon
    • Achtergrond
    • Redactie
    • Adverteren
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 9 (2004) / nummer 1
PDF  

Wat voor soort onderzoek doet Baart eigenlijk?

Adri Smaling
18 mei 2016

Samenvatting

Dit prachtige boek is te omvangrijk, te gedetailleerd en te gedifferentieerd om in een bespreking als deze in alle opzichten recht te doen. Zowel inhoudelijk als onderzoeksmatig is het boek belangwekkend. Baart windt er geen doekjes om. Ook wanneer het om minder geslaagde ondernemingen gaat, hanteert hij het fileermes met flair, zonder zichzelf te ontzien. Hij bespreekt onverbloemd allerlei fouten die hij in de loop van het onderzoek heeft gemaakt.

De theorie van de presentie is aan de hand van theoretisch en uitgebreid empirisch onderzoek ontwikkeld vanuit en voor de praktijk van het oude-wijkenpastoraat, vooral in Utrecht. Maar de bredere relevantie ervan wordt in Nederland en Vlaanderen reeds alom erkend (zie bijvoorbeeld Van Heijst, 2003; Jacobs, 2002; Schilder, 2003; Manschot, 2003). In dit opstel zal ik me vooral richten op het empirische onderzoek. Het voornaamste aandachtspunt is de typering van het empirisch onderzoek dat is uitgevoerd.

Presentie, er-zijn-voor

Om het belang van het boek van Baart vanuit het oogpunt van kwalitatief onderzoek aannemelijk te maken, zal ik eerst kort een beeld schetsen van 'presentie' en Baarts 'theorie van de presentie', die immers grotendeels het product is van kwalitatief onderzoek. Presentie, aanwezig zijn of, beter, er-zijn-voor een ander, wordt basaal gekenmerkt door: betrokken aandachtigheid, trouwe en relationele nabijheid, wederkerigheid, verbondenheid, een vriendachtige relatie, een waarderende en respectvolle houding, menselijke waardigheid, open staan voor, leefwereldlijke afgestemdheid, en het vermogen van perspectief te wisselen om in staat te zijn een zaak of onderwerp vanuit het oogpunt van de ander te bekijken. Voor de pastor (en andere hulpverleners en verzorgenden) betekent presentie onder meer ook deroutinisering, sensitiviteit voor de veelzijdige ingevlochtenheid van het leven in het alledaagse, een basisbeweging van de pastor naar de ander toe in plaats van een beweging van de ander naar de pastor toe, brede en onvoorwaardelijke inzetbaarheid, een open agenda, zich altijd ergens in de buurt ophouden, aansluiting bij het bestaande en de levensloop van de betrokkene, hartelijkheid, flexibiliteit en basaal een 'latende' modus van werken. De presentiebeoefenaar is niet alleen passief of zelfs niet alleen receptief aanwezig. Soms is er ook een 'makende' modus van werken. Hij of zij kan ook informeren, iets regelen of trachten voor elkaar te krijgen en is mede gericht op sociabiliteit en de ruimere cultureel-maatschappelijke context. Een dergelijke presentiebenadering is geëigend, zo meent Baart, voor mensen in de maatschappelijke marge, voor mensen die sociaal overbodig heten en zich ook zo voelen.

Presentie staat niet zozeer tegenover absentie, afwezig zijn, als wel tegenover interventie, die als een bepaald soort absentie kan worden gezien. Sociale interventie in de hulpverlening en zorg wordt naar de mening van Baart maar al te vaak gekenmerkt door een doorgeschoten interventionisme: afstandelijkheid, denken óver mensen in plaats van denken aan of met mensen, bureaucratisering, verschraling tot methodieken, negatie van de gewone alledaagse leefwereld, negatie van politieke aspecten en existentiële dimensies van het leven van de betrokkene, stellen van diagnoses en uitvoeren van interventies die voortvloeien uit technische, instrumentele of strategische professionaliteit van de hulpverlener. Dit terwijl presentie behoort tot normatieve professionaliteit, waarbij het erom gaat bij te dragen aan het goede leven van de ander. Anders gezegd: 'Grofweg gaat het erom dat presentiebeoefenaren veel normatiever, methodisch veel losser en in hun betrekkingen tot de ander veel nabijer, minder "helpend" (laat staan probleemoplossend) zijn dan men gewoonlijk veronderstelt bij een professionele houding' (p. 819).

De presentietheorie is een praktijktheorie

Baart is tot zijn theorie van de presentie gekomen op grond van kwalitatief onderzoek in samenhang met theoretisch onderzoek en eerder uitgevoerd onderzoek. Baart typeert zijn theorie als een praktijktheorie. Om de aard van het onderzoek te kunnen kenschetsen, zal ik eerst aangeven wat hij onder een praktijktheorie verstaat.

Een praktijktheorie is uit, voor en van de praktijk. Uit de praktijk, omdat die theorie steunt op de empirische basis van praktijken, gedragingen en handelingen van pastores in oude wijken. Vóór de praktijk, omdat die theorie begrijpelijk, hanteerbaar, aanvaardbaar en bruikbaar moet zijn voor de beoogde gebruikers: pastores en andere hulpverleners. Ván de praktijk, omdat die theorie ontwikkeld is in samenwerking, overleg en discussie met de praktiserende betrokkenen als een soort medeonderzoekers. Een praktijktheorie omvat voorts drie soorten componenten. Ten eerste: inzicht in zowel handelingsregels als relationele regels en hun patronen. Ten tweede: een normatief kader. Hierin zijn drie normatieve momenten te onderscheiden: (1) beoordelingscriteria om de goede uitoefening van het beroep te kunnen identificeren, in dit geval dat van pastor, (2) een beschrijving van de identiteit van dat beroep als normatief ankerpunt van de beoordelingscriteria, en (3) een impliciete of meer expliciete favoriete lezing van de sociale werkelijkheid. Pas binnen dit normatieve kader kunnen handelings- en relatieregels als zinvol verschijnen. Dit normatieve kader is niet slechts een ingedikte, beschrijvende samenvatting van de normatieve opvattingen van de onderzochten, maar is mede gebaseerd op het theoretische onderzoek, de eigen opvattingen, reflecties en normatieve oriëntaties van de onderzoeker, Baart. Ten derde: een handelingsrepertoire voor een concrete situatie. De pastores en anderen moeten over praktische aanwijzingen kunnen beschikken, een instrumentarium om te kunnen handelen, om het werk ook werkelijk te kunnen doen. Naar zijn eigen zeggen zit dit handelingsrepertoire dicht tegen een receptuur aan. Maar anders dan in het interventionisme is deze bijna-receptuur slechts een component en niet een allesoverheersend kenmerk.

De theorie van de presentie, hét resultaat van Baarts onderzoek, is nu zo'n praktijktheorie. De praktijktheorie van de presentie is het resultaat van alle dertien deelprojecten, die gedurende tien jaar met wisselende professionele medeonderzoekers zijn uitgevoerd en in negenhonderd dichtbedrukte pagina's zijn vastgelegd en becommentarieerd. Het ontwerp van het totale empirische onderzoek (zes van de dertien deelprojecten) is een kwalitatieve meervoudige gevalsstudie. Een grote verscheidenheid van kwalitatieve dataverzamelingsmethoden is toegepast: documentenverzameling (onder meer werkverslagen, dagboeken, kwartaalverslagen, notities), en zeer veel individuele en groepsinterviews en reflectieve gesprekken met de pastores. Baart is ook enkele keren zelf, alleen of met een pastor, in de wijken gaan kijken om de sfeer te proeven en zich een beeld te vormen. Tevens zijn er verschillende analysemethoden en computerprogramma's gebruikt, allerlei terugkoppelingen naar en besprekingen met de pastores en tevens een receptieonderzoek bij de wijkbewoners om wie het de pastores uiteindelijk te doen is. Met name twee pastores en hun werk, pastor 'Anne' en pastor 'Bas', zijn zeer uitgebreid en diepgaand onderzocht. De anonimisering van deze pastores mag er trouwens al op wijzen dat zij slechts ten dele als onderzoeker in het onderzoek participeren.

Wat voor soort kwalitatief onderzoek?

Voor wat de onderzoeksstromingen betreft, verwijst Baart expliciet naar de tradities van handelingsonderzoek, exemplarisch praktijkonderzoek en symbolisch interactionisme. Baart gaat behoorlijk eclectisch te werk. Hij noemt het symbolisch interactionisme wel, maar geen grote namen uit het verleden en hij gaat er verder ook niet op in. Binnen deze stroming is wel de invloed van de gefundeerde theoriebenadering gemakkelijk te herkennen, hoewel deze benadering niet met name wordt genoemd. Hij noemt wel het werk van Glaser & Strauss (1967), waarin deze benadering voor het eerst in uitgebreide vorm werd gepresenteerd. Baart volgt deze benadering echter zeker niet in alle opzichten, maar wel enigszins de 'inductieve' werkwijze en hij gebruikt zo'n term als sensitizing concept (attenderend begrip). Het begrip presentie, bijvoorbeeld, is mijns inziens eerst nog hoogstens een attenderend begrip, maar het wordt gaande het onderzoek 'inductief' van inhoud veranderd en verder ontwikkeld. Pas later wordt presentie verkozen tot hét kernbegrip van de theorie, onder meer in oppositie tot het bestaande interventiebegrip. Maar de theorie van de presentie is geen gefundeerde theorie in de zin van Glaser & Strauss (1967) of Wester (1987). Dat komt door de grote rol van het theoretische onderzoek bij Baart én het feit dat de presentietheorie een praktijktheorie is zoals boven omschreven; een theorie met een sterk normatieve component en een beargumenteerd handelingsrepertoire. Deze dingen zijn in de gefundeerde theoriebenadering niet aan de orde. In dit verband wil ik wijzen op een interne spanning. Enerzijds zegt Baart dat het theoretiseren beperkt is gebleven onder meer vanwege 'het streng inductieve karakter van de onderzoeksopzet' (p. 48). Op de volgende pagina relativeert hij dit streng inductieve karakter al, omdat elke begrijpende waarneming al theory laden of zelfs theory driven is. Dit heeft Geldof & Driessens (2003, p.19) er echter niet van weerhouden om over dit boek te schrijven: 'Wat we sterk waarderen is de doorgedreven inductieve benadering (cursief van mij). Baart laat werkelijk zijn kwalitatief onderzoeksmateriaal spreken, schijnbaar bijna niet theoriegedreven. Slechts weinig kwalitatieve onderzoekers drijven deze werkwijze zo ver door.' Meer welwillend gelezen, oké. Vanuit een meer kritische houding vraag ik me echter af of zij ook pagina 728 hebben gelezen waar Baart zegt dat de theorie weliswaar het product is van het uitgevoerde onderzoek, maar ook: '(...) de theorie is mijn (AJB) constructie en bevat naast gegevens uit het veld en tal van door mij op een specifieke manier geordende, geanalyseerde en geïnterpreteerde waarnemingen, veel van de ideeën, creativiteit en intuïties van de onderzoeker. De theorie ligt allerminst klaar in het veld, en men mag de veldwerkers dus ook in geen enkel opzicht verantwoordelijk stellen voor de theorie'. En verderop op die pagina: 'Er ontstaat geen theorie zonder leidende interesse: in ons geval is dat (...) de presentie; (...) we hadden ook een andere kern kunnen kiezen.' Als we daar de opzettelijke normativiteit van de presentietheorie bij voegen, kan men de uitdrukkingen 'streng inductieve karakter' en 'doorgedreven inductieve benadering' rustig met een korreltje zout nemen. Hiermee wil ik overigens niet ongedaan hebben gemaakt dat de presentietheorie sterk geworteld is in de sociale werkelijkheid. Dit blijft het sterke punt tegenover leunstoeltheorieën.

Handelingsonderzoek, exemplarisch praktijkonderzoek of nog anders?

Het onderzoek dat tot de presentietheorie heeft geleid, is niet louter een onderzoek binnen de traditie van de gefundeerde theoriebenadering, maar het onderzoek is mijns inziens ook geen handelingsonderzoek. Baart zelf lijkt zijn onderzoek toch wel zo te willen zien (vgl. p. 22 en 33). Op pagina 46 zegt hij dat de oorspronkelijke opzet een evenwichtig geheel van handelingsonderzoek en een kwalitatief uitgevoerde meervoudige gevalsstudie was, dat dit laatste een beetje in de verdrukking is geraakt, maar het handelingsfacet niet! Ook Meijering (2003) zegt dat het over handelingsonderzoek gaat. Wel, ik betwijfel dat. Een handelings- of actieonderzoek is naar algemeen gebruik van deze termen een opzettelijke combinatie van onderzoeken en handelen. Het onderzoeken is instrumenteel voor het verantwoord handelen, maar meestal heeft het ook een kennisdoel. Het handelen sluit een daadwerkelijke verandering van een beoogde onwenselijke situatie in. De onderzoeker (tevens medeveranderaar!) beoogt met de verandering een verbetering van die situatie te bereiken, een verbetering in de ogen van hem of haar zelf (normatief handelingsonderzoek) of in de ogen van een opdrachtgever (pragmatisch handelingsonderzoek). Van beide is noch in het onderzoek in zijn geheel noch in een van de dertien deelprojecten sprake. Nergens treft men de doelstelling aan dat de onderzoeker zelf, eventueel in samenwerking met betrokkenen, een situatie waarin bijvoorbeeld het doorgeschoten interventionisme hoogtij viert, daadwerkelijk wil veranderen in een andere situatie met een groter presentiegehalte. Noch wordt de werkwijze van een pastor of hulpverlener die te afstandelijk, technisch, strategisch vanuit zijn spreekkamer opereert, omgevormd in de werkwijze van de presentiebeoefenaar. Zo'n door de onderzoeker opgezette en uitgevoerde verandering of verbetering is er feitelijk ook niet geweest. Natuurlijk, de uitgebreide interviews met de pastores 'Anne' en 'Bas' naar aanleiding van bestaande documenten, werkverslagen en dagboekteksten, en de reflecties en discussies daarover, hebben wederzijdse leerprocessen in gang gezet. Oké, maar dat is wat anders. Dat betrokkenen van een onderzoeksproces iets leren, maakt van dat onderzoek nog geen handelingsonderzoek.

Verder heeft handelingsonderzoek vaak wel kennisverwerving als nevendoel, maar de vorming van een theorie is zeker niet het hoofddoel. Bij Baart is dit wel het geval. Bovendien zou het normatieve kader dat door Baart wordt medeontwikkeld alleen bij normatief handelingsonderzoek passen en niet bij pragmatisch handelingsonderzoek. Maar zelfs dan zou dit kader niet zo theoretisch doordacht hoeven zijn als bij Baart (p. 21). Kortom, hoewel Baarts onderzoek veel weg heeft van handelingsonderzoek, is het dat toch niet echt. En het belangrijkste argument is dat er geen planmatige en geëvalueerde verbetering van een situatie of werkwijze van een pastor is aangebracht.

Er is door Baart ook een receptieonderzoek uitgevoerd bij de buurtbewoners. Dit receptieonderzoek is aanvankelijk nogal kwantificerend opgezet, maar later zijn er ook meer open interviews geweest. Enerzijds dient dit onderzoek kennis- en inzichtsdoelen: wat is er allemaal aan de hand in zo'n wijk en wat vinden de buurtbewoners van het werk van hun pastor? Anderzijds heeft dit onderzoek ook een validatiedoel: klopt wat de pastores hebben gezegd of geschreven met wat de buurtbewoners vinden? Maar het receptieonderzoek betreft niet de evaluatie van een verandering of een verbetering aangebracht in het kader van een handelingsonderzoek. Baart heeft wel veel van de pastores en van de wijkbewoners geleerd. Hij heeft veel kennis en inzicht vergaard en deze, samen met wat tot zijn eigen bagage behoort, getransformeerd in een praktijktheorie van de presentie.

De term exemplarisch handelingsonderzoek is evenmin geschikt. Niet alleen gaat het bij Baart in een cruciaal opzicht niet over handelingsonderzoek, de term heeft in Nederland bovendien een specifieke betekenis gekregen door het werk van Coenen (1987) en anderen. Het gaat dan onder meer om een bepaalde fasering van het onderzoeksproces en een bepaalde invulling ervan. Baart gebruikt deze term trouwens ook helemaal niet.

Wel is het zo dat het hele onderzoek van Baart bedoeld is om een praktijktheorie te ontwikkelen en dat is uiteindelijk de presentietheorie geworden. En deze praktijktheorie bevat ook een theorie over handelen. Het onderzoek zou dus wellicht gekarakteriseerd kunnen worden als een handelingstheoretisch onderzoek. Daar zit wat in, maar ik stuit dan toch op een aantal bezwaren. Deze karakterisering is evenmin raak, treffend of precies.

Ten eerste: men verstaat onder handelingstheoretisch onderzoek ook wel onderzoek, theoretisch of empirisch, dat gebeurt binnen een handelingstheoretisch kader. Het onderzoek vindt dan plaats binnen de zienswijze, het perspectief dat het bestudeerde moet worden beschreven, begrepen of verklaard in termen van handelingen (regelgeleide gedragingen) van individuen of van groepen. Zo'n kader is bij Baart ongetwijfeld impliciet aanwezig, maar daarmee is zijn onderzoek nog onvoldoende getypeerd.

Ten tweede: de praktijktheorie die het product is van Baarts onderzoek, is meer dan een handelingstheorie. Ik denk dat hij zijn presentietheorie ook niet voor niks een praktijktheorie noemt en niet een handelingstheorie. Het gaat immers behalve over handelingsregels ook over relatieregels. Voorts is een handelingstheorie niet per se normatief. Een praktijktheorie zoals gedefinieerd door Baart, heeft een intrinsiek normatief karakter dat door de onderzoeker zelf wordt medeontwikkeld, verantwoord en onderschreven.

Ten derde: de praktijktheorie van Baart is inhoudelijk een theorie van de presentie. Wel, niet elk aanwezig-zijn, niet elk er-zijn-voor is meteen ook handelen. In ieder geval zien we op pagina 73 een schema waarin Baart zelf 'aanwezig zijn' opsplitst in 'handelingsgericht aanwezig zijn' en 'zonder meer aanwezig zijn'. Een typering van de presentietheorie als louter een handelingstheorie doet Baarts theorie onvoldoende recht. Zijn presentietheorie omvat meer.

Baart verwijst nog naar een andere inspiratiebron (p. 22): exemplarisch praktijkonderzoek van Doets (1982). Het adjectief 'exemplarisch' heeft hier geen specifieke betekenis zoals bij exemplarisch handelingsonderzoek. Exemplarisch praktijkonderzoek lijkt erg veel op handelings- of actieonderzoek, maar een duidelijk verschil is dat met het uitvoeren van een exemplarisch praktijkonderzoek geen verbetering van een situatie wordt nagestreefd zoals met handelingsonderzoek. Verder past het hier gebruikte adjectief 'exemplarisch' wel bij Baarts onderzoek, omdat Baart eigenlijk maar een paar casussen diepgaand en uitgebreid onderzoekt, maar wel claimt dat zijn presentietheorie overdraagbaar (transferable) is naar andere gevallen, in de zin van bruikbaar en relevant voor anderen. Overigens claimt Baart alleen maar deze overdraagbaarheid, die mede een zaak is van de benutter van het onderzoek, en geen verder strekkende vormen van generaliseerbaarheid. De typering van Baarts onderzoek als exemplarisch praktijkonderzoek lijkt dus zo gek nog niet! Echter, het nagestreefde kennisproduct (de term is van Doets zelf) van exemplarisch praktijkonderzoek is een handelingsrepertoire en niet een theorie! Bij Baart is de ontwikkeling van een theorie nu juist de hoofdinzet en een handelingsrepertoire is slechts een component van die theorie. Is exemplarisch praktijktheoretisch onderzoek dan de beste typering? Ja, mits hiermee geen vorm van theoretisch onderzoek wordt bedoeld en men 'praktijktheorie' opvat zoals Baart zelf dat doet, met daarin nadrukkelijk een normatieve component.

Tot slot

De presentietheorie van Baart zal ongetwijfeld inspireren tot zowel voortgezet theoretisch onderzoek als nader empirisch onderzoek. Ik kan mij diverse vormen van empirisch onderzoek voorstellen die kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van deze praktijktheorie. Om een enkel voorbeeld te noemen: Wellicht kan een exemplarisch handelingsonderzoek in de strikte zin van het woord (à la Coenen, 1987, dus) veel opleveren: een onderzoek waarbinnen een hulpverlenings-, verzorgings- of begeleidingssituatie met onvoldoende presentiegehalte wordt veranderd in een situatie met voldoende presentiegehalte of meer dan dat. Deze verandering zou geëvalueerd kunnen worden met een responsief of participatief evaluatieonderzoek (zie bijv. Guba & Lincoln, 1989; Abma, 1996; en Greene, 1997) als onderdeel van het handelingsonderzoek of als eigenstandig onderzoek. Het exemplarische zal in dit geval inhouden dat een geval of enkele gevallen geselecteerd worden voor nader onderzoek die exemplarisch kunnen zijn voor andere gevallen die niet tot het onderzoek behoren. Deze vorm van doelgericht steekproeftrekken of zelfs theoriegestuurd steekproeftrekken zal in ieder geval een versterking van de overdraagbaarheid betekenen en deze overdraagbaarheid of bruikbaarheid minder afhankelijk maken van de wensen van een willekeurige benutter. Men zou dan kunnen spreken van exemplarische generalisatie (zie Smaling, 2003). Behalve de externe validiteit kan zo de interne validiteit worden ondersteund. Het onderzoek van Baart leunt immers zeer sterk op documenten, interviews, reflectieve gesprekken en dergelijke (p. 41 en verder). Exemplarisch handelingsonderzoek en responsief evaluatieonderzoek geven meer gewicht aan zowel participerende observatie door de onderzoeker als participatie van de onderzochte, zodat woorden en daden van pastores en anderen nog beter aan elkaar gekoppeld kunnen worden dan Baart al heeft gedaan.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Abma, T. (1996) Responsief evalueren. Delft: Eburon.
  • Coenen, H.M.J. (1987) Handelingsonderzoek als exemplarisch leren: een bijdrage aan de fundering van de methodologie van handelingsonderzoek. Groningen: Konstapel.
  • Doets, C. (1982) Exemplarisch praktijkonderzoek. Suggesties voor een praktijkgerichte onderzoeksbenadering. Amersfoort: De Horstink.
  • Geldof, D. & Driessens, K. (2003) Tijd voor aanwezigheid als voorwaarde voor duurzame hulpverlening. Sociale Interventie, 12(2), 18-30.
  • Glaser, B.G. & Strauss, A.L. (1967) The discovery of grounded theory. Strategies for qualitative research. Chicago: Aldine.
  • Greene, J.C. (1997) Participatory evaluation. In: Advances in Program Evaluation, Vol. 3 (Evaluation and the Postmodern Dilemma), 171-189.
  • Guba, E.G. & Lincoln, Y.S. (1989) Fourth generation evaluation. London: Sage.
  • Heijst, A. van (2003) Waar de presentietheorie allemaal goed voor is. Sociale Interventie, 12(2), 9-17.
  • Jacobs, G. (2002) Het uithouden van de spanning. Een beschouwing over presentie, empowerment en humanistisch geestelijk werk. Tijdschrift voor Humanistiek, 3(12), 49-60.
  • Manschot, H. (2003) Als een vriend ... Enkele filosofische kanttekeningen. Sociale Interventie, 12(2), 33-39.
  • Meijering, F. (2003) Prikkelende bijdrage aan de sociale interventiekunde. Sociale Interventie, 12(2), 95-102
  • Schilder, L. (2003) Presentie in het maatschappelijk werk: wenkend perspectief of terug naar af? Sociale Interventie, 12(2), 40-49.
  • Smaling, A. (2003) Inductive, analogical and communicative generalization. International Journal of Qualitative Methods, 2(1); www.ualberta.ca/~ijqm.
  • Wester, F. (1987) Strategieën voor kwalitatief onderzoek. Muiderberg: Coutinho.

© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Nummer 3, oktober 2020, jaargang 25

ABONNEER je nu NIEUWSTE nummer VORIGE nummers
© 2009-2021